Inventarisatie

Grondsoort
Maak inzichtelijk welke grondsoorten voorkomen op het bedrijf en of de percelen egaal zijn. Waar zitten plekken in de percelen met afwijkende grondsoort. Zandkoppen zijn hier een voorbeeld van. Of zijn de percelen in het algemeen erg `bont" qua grondsoort.
Wat is het percentage organische stof, dit kan van invloed zijn op de schade die aaltjes kunnen aanrichten.
Hoe minder organische stof hoe meer schade aaltjes kunnen veroorzaken.
Over het algemeen zijn kleigronden veel minder schadegevoelig dan zandgronden omdat op de laatstgenoemde alle aaltjes kunnen voorkomen en op kleigronden voornamelijk cysteaaltjes maar ook stengelaaltjes.

Historie
Breng per perceel in kaart welke gewassen en rassen er geteeld zijn in de afgelopen jaren.
Wanneer geen vaste perceelsgrootte gehanteerd is, maak dan eventueel in een tekening duidelijk hoe gewassen gelegen hebben.
Vul deze gegevens aan met eigen waarnemingen over opgemerkte groeiachterstand en symptomen die in de gewassen gezien zijn.
Op welke percelen is in de afgelopen 5 jaar nat ontsmet en waar zijn granulaten ingezet?

Bemonsteringen
Inventariseer per perceel wat er aan bemonsteringen is uitgevoerd. Registreer goed hoe groot het bemonsterde oppervlakte was en waar de monsters precies gestoken zijn.
Aandachtspunten:
Is er geïncubeerd of niet?
Wat was de voorvrucht waarop gemonsterd is?
Wanneer is er gemonsterd, direct na de oogst, in november/december of pas in het voorjaar?

Maak een overzicht welke aaltjes zijn aangetroffen. Wanneer de bemonsterde perceelsgrootte meer dan 1 hectare betrof zijn de aantallen slecht te koppelen aan de gewasschade is opgetreden. De getallen kunnen wel als indicator worden gebruikt van welke aaltjes voorkomen.